Nijdamstrate state, het stamhuis van de familie Nijdam
Dit is een kopie van een artikel op irnsum.nl (Symen Schoustra). Klik hier voor link.
Op een lichte verhoging in het landschap, in de uiterwaard van de oude rivier de Boorn, staat Nijdamstra. Vermoedelijk betreft het een zogenaamde huisterp, wat er op duidt dat deze plek al meer dan 1000 jaar geleden bewoond was.
De oudst bekende vermelding dateert van 1511
Het Register van Aanbreng uit 1511 vermeldt het volgende over deze boerderij: Feijcka Gabbaz pacht een state met 13 grassen en 30 pdm meden te Grouw van Sijts Jans weduwe voor 16 fl. en 22 st., Renick Kamminghen (Renick Kamstra) voor 16 st., de Patroon voor 12 st., de Pastoor voor 9 st. en Eepa Dowama voor 4 fl. (Er waren dus diverse eigenaren. Ten onrechte vermeldde Vleer, de schrijver van het Nijdamstra-boek, dat Idzardus Gravius in 1511 de eigenaar zou zijn. Pas later zou blijken dat oorspronkelijke boerderijnummering afwijkt van die van 1640 en latere jaren.)
In 1525 was Ids Idszn. van Roorda mede-eigenaar van Nijdamstra. Hij is vermeld in de Beneficiaalboeken van 1543: "Vuyt Nijdamstra guedt daer IJdts IJdtsz. no ter tijt op woent heeft de kercke des jaers aen pachten twaleff stuvers". Mogelijk bestaat er een familierelatie tussen deze Ids Idszn en de adellijke geslachten Roorda, Idsinga en Aytta, doch dit is nog niet bewezen.
In 1583 waren zijn zoon Sythie Idtszn (te Roordahuizum) en dochter Syts Idtsdr (te Bolsward) eigenaar van "Nijdamstra saete toe Grou oft daer omtrent bij Aelsum" (Opm: bedoeld werd klooster Aalsum, nabij Oudeschouw).
In 1584 bezit Bauck Wybes, weduwe van Jancke Saklez een rente van 10 goudguldens uit Nijdamstra "van haer olders angeerft" (item thien ggdens vuytten een zaete genoempt Nyedam gelegen by Yrnsummezyl haer Bauck van haer olders angeerft).
Benamingen van Nijdamstra, uit de archieven: Nijedaem, Nydam, Nydamstera-gued, Yds Yds-gued, Nijdamstra-goed, Nidam State, Nidamstera state, Nidamstera sathe, Nidam sate, Nijdamster state, Nijdamstra, Nijdamstra State.
Willem Willems de Oude, stamvader van de Nijdams
Mogelijk was bovengenoemde Syts Idsdochter van Roorda de moeder van Willem Willems, geboren ca. 1555. In ieder geval was deze Willem Willems de eerste die zich met de naam Nijdam tooide, naar de vlakbij gelegen "Nije Daem", die honderden jaren daarvoor de Middelzee afdamde.
Willem Willems (later "de oude") was boer op Nijdamstra en hij wordt beschouwd als de stamvader van de familie Nijdam. Omstreeks 1578 trouwde hij met Niesk Meijnerts. Op haar grafsteen in de NH kerk te Grouw stond: "Ao 1632 de 23 september sturf de eerbare Nyes Minnertsd, huisfrou van Willem Willems, olt omtrent 73 iare ende leit alhier begra". Vermoedelijk werd Willem Willems boer op Nijdamstra ten tijde van zijn huwelijk en hij overleed aldaar in 1643 of 1644.
Vele generaties Nijdam bewoonden deze boerderij
Idsert Willems (hun jongste zoon) zou de ouderlijke boerderij voortzetten. Hij is rond 1600 geboren en trouwde omstreeks 1635 met Sibbeltie Claeses. In een akte uit 1644 werd hij genoemd als kerkvoogd te Grouw. Idsert Willems Nijdam heeft in de loop der jaren de resterende erfdelen in Nijdamstra state van zijn familieleden gekocht. Hij overleed in het rampjaar 1672 op Nijdamstra en werd begraven in de kerk van Grouw. De boerderij werd voortgezet door zijn oudste zoon Claes Idserts Nijdam, die ongehuwd overleed voor 1682.
Zijn zuster Sibbeltie Idserts Nijdam, geboren ca. 1649-1653 zou de boerderij overnemen. Op 22 mei 1678 trouwde zij te Grouw met Bote Idzes Nijdam (1658-1717). Hij was een zoon van Ids Birdes (boer op Aalsumerklooster) en Sij Boothes Nijdam. Nadat zijn eerste vrouw Sibbeltje was overleden, hertrouwde Bote in 1692 met Hiltje Clazes Goslinga van Tjalhuizum.
Bote I. Nijdam was paardenkoopman en boer op Nijdamstra State, kerkvoogd te Grouw en bijzitter van Idaarderadeel. Ook hij werd begraven in de NH kerk te Grouw, getuige zijn grafsteen: "Anno 1717 den 22 augusty is in den heere gerust den eersamen Bote Idzes Nidam out 59 iaer en leit alhier begraven, hoopen op een salijgh opstandinghe".
Bote Idzes was, mede door zijn huwelijken, een welgestelde boer. In 1712 had hij de nabijgelegen Ludringa sate, 97 pondematen groot, gekocht van Maria Palm te Amsterdam.
Een inventarislijst van de levende have in 1717
Na het overlijden van Bote Nijdam werd de inventaris opgemaakt. De levende have op Nijdamstra bestond toen uit: 26 koeien, 5 rieren, 2 stieren, 11 kalveren, 4 paarden, 4 schapen en een "partij enden en eerken" (eenden en woerden). Opmerkelijk is dat bij een deel van het rundvee werd vermeld dat die "syk geweest syn". In de periode 1713-1720 heerste namelijk de veepest.
De volgende boer op Nijdamstra werd Idsert Botes Nijdam, die daar in 1679 was geboren. In 1718 (een jaar nadat zijn vader was overleden) trouwde hij met Nieske Jacobs Gronsma. Dit echtpaar kreeg twee zoons die volwassen werden: Bote (geboren 1719) en Pier (geboren ca. 1725).
Idsert Botes Nijdam had als nevenfunctie eveneens bijzitter van Idaarderadeel. Verder was hij dorpsontvanger van Irnsum. Zijn jongere broer Claas Botes Nijdam (1701-1763) was boer op Douma state onder Friens, nabij Irnsumerzijl. Vele van diens nazaten waren boer in de nabijheid van Irnsum.
De veepest maakte een eind aan de periode Nijdam
Idsert Nijdam overleed reeds voor 1745. Zijn zoon Bote Idserts Nijdam was toen boer op Nijdamstra. Doch dat zou niet lang duren, want in 1745 waren Bote en zijn broer Pier genoodzaakt afstand te doen van het familiebezit.
Nijdamstra "int geheel na naam en faam groot hondert Pondematen (werd) uit een vrie liberaliteit gedonateert en geschonken aan Jacobus Bourboom, old burgemeester des Stad Leeuwarden". Bote Nijdam ging toen in Irnsum wonen.
In 1745 was namelijk de tweede veepest epidemie uitgebroken. Op 15 mei van dat jaar kondigden de Staten van Friesland in een strenge verordening af, dat alle dode koeien met huid en haar begraven moesten worden. Ziek vee moest uit de weiden worden gehaald en afgezonderd. Het mocht niet baten, want in tien maanden tijd legden meer dan 100.000 stuks rundvee het loodje.
Gelukkig (!) waren "rijke lieden uit de stad bereid te helpen". Op deze wijze verwierven ze voor een prikje overal in Friesland boerderijen met stemrecht. Op 24 juli 1745 werd Nijdamstra overgedragen, omdat alle koeien dood waren. Het zou tot 1783 duren voordat overal in Friesland de veepest bedwongen was.
Huurcontracten uit de 18e eeuw
Vanaf 1748 is er weer een spoor van nieuwe bewoners. Toen huurde Ruurd Eeltjes de boerderij van de hierboven genoemde familie Bourboom, zoals ook blijkt uit een later document: "Huijr Contract 4 jun 1775 Nijedamstra voor Ruurd Eltjes tot Grouw". Voor een periode van 5 jaar werd de boerderij door Mevr. Sloterdijck (Iskjen Catharina Bourboom, wed. Willem Augustijn van Sloterdijck) verhuurd aan Ruurd Eeltjes en Hinke Douwes (met wie hij in 1756 was getrouwd).
Ruurd Eeltjes was een zoon van Eeltje Matteus (1688-1755), die in 1711 werd genoemd als boer en huurder van Wytsma Zathe (stemkohier 10 onder Grouw). Ruurd had een zuster Geertje Eeltjes, die in 1758 trouwde met Tjalling Binnerts, boter- en kaaskoper te Grouw. Zij zouden de grootouders van de bekende gebroeders Joost, Tjalling, Binnert en Eeltje Halbertsma worden.
Ruurd Eeltjes overleed in 1803 op Nijdamstra, nadat hij er minimaal 56 jaar achtereen boer was geweest. Zijn kinderen zetten de boerderij voort, zoals blijkt uit een ander huurcontract:
Voor de periode mei 1809-1816 huren Eeltje Ruurds en Ruurtje Ruurds de boerderij "Nijedamstra no. 1, groot 100 pdm" voor een huur van 1000 gulden en 5 halve kintjes herfts boter". De verhuurders waren toen Iskjen Catalina van Sloterdijck en haar kinderen Dr. Jacob Frederik van Sloterdijck, Aaltje Johanna de Wendt geb. Sloterdijck en Mr. Willem Augustijn Posthumus van Sloterdijck.
Ruurdje Ruurds (Veemans) overleed in 1824, ongehuwd en 58 jaar oud. Haar eveneens ongetrouwde broer Eeltje Ruurds, had ook de achternaam Veemans aangenomen. Hij bleef op Nijdamstra wonen tot hij stierf in 1835, op 77 jarige leeftijd. Hun zuster Antje Ruurds (Veemans) was in 1800 getrouwd met Klaas Cornelis Nijdam, boer op het naastgelegen Ludringa State, zodat er toch weer een connectie met de familie Nijdam tot stand kwam.
In 1838 kocht molenaar Bouwe Broers de Boer de boerderij
Een van de nazaten van de burgemeester, de eerder genoemde Jacob Frederik van Sloterdijck, had Nijdamstra geërfd in 1833. Enkele jaren later wilde hij kennelijk wel geld zien, want hij gaf notaris Cornelis Wiersma te Huizum opdracht tot de openbare verkoop van: "Zathe en Landen nummer 1, staande en gelegen nabij de Straatweg bij Irnsumazijl, onder den behoor der Dorpe Grouw, bij Sjoerd Botes Botinga in gebruik".
De provisionele veiling was in Wijtgaard en de finale toewijzing vond plaats op vrijdag 30-11-1838, ten huize van Menso Feddes, kastelein in de Klanderij, buiten de Wirdumerpoort te Leeuwarden.
Het te veilen object werd destijds als volgt omschreven: "Eene buitengewone voortreffelijke en vruchtbare Zathe en landen, met derzelver ruime en hechte Huizinge, gekwoteerd nummer 1, schuur, watermolen, varkenshok, hieminge, hovinge, boomen en plantagie cum annexis. Zeer aangenaam staande en gelegen nabij de straatweg bij de Irnsumazijl, onder het behoor van den dorpe Grouw, Nijdamstra genaamd. Vrije aanvaarding in 1840, landerijen op Sint Petri (5 maart) en sate op 12 mei. Gezamenlijke grootte 33 ha 10 are 70 ca, alle greidlanden nagenoeg geheel van de eerste klasse en in een kavel rondom de huizinge gelegen. Tot Petri en Mei 1840 verhuurd aan Sjoerd Botes Botinga voor fl. 1.552,- per jaar".
De huizinge had 'twee net betimmerde woonkamers, middelhuis, ruime molkenkelder met zoldering en beschoten dak daarboven, voorts schuur, stallinge voor 47 koebeesten en 2 paarden, varkenshok, hieminge, hovinge, boomen en plantagie cum annexis'. Verder stond in de akte: "De kooper zal verpligt zijn op tauxatie van den huurder over te nemen de karnmolen met het karnpad, het varkenshok en het schapenhok".
Bij de boerderij hoorde een eigen molen, die ook nog een perceel land bij de Irnsumerzijl bemaalde. Dit stuk land (waarop later volkstuinen werden aangelegd) was eigendom van de Stad Leeuwarden, die elk jaar vijf gulden maalgeld moest betalen aan de eigenaar van Nijdamstra.
Op de finale veiling werd door talrijke lieden op de afzonderlijke kavels geboden, tot een totaalbedrag van fl. 35.299. "Na deze nu geene verhooging van bod wijders gedaan zijnde, is de finale toewijzing der Zathe en Landen mitsdien gegeven aan den heer Bouwe Broers de Boer voor fl. 36.799".
De familie De Boer heeft Nijdamstra ruim 40 jaar in bezit gehad. Toen Bouwe de Boer (1793-1874) stierf waren zijn zonen hem al voorgegaan. Een opvolger was niet beschikbaar binnen de familie.
Daarom werd de boerderij verhuurd aan W. Lubberts, voor fl. 5.049. Althans, dat was het jaarlijkse huurbedrag op het moment van verkoop, in 1879. Willem Carel Lubberts (1847-1935) was getrouwd met Hester Pieters Hilarides en hun eerste kinderen zijn op Nijdamstra geboren. Ze moesten op 12 mei 1879 van de boerderij en verhuisden naar Franekeradeel.
In 1879 werd Nijdamstra state opnieuw openbaar verkocht
De huizinge omvatte een voorkamer, middelkamer en middelhuis, melkkelder, schuur, groot en klein buithuis, waarin stalling voor 52 hoornbeesten en 2 paarden, regenwaterbak en drie pompen.
Op dat moment was de grootte 32 ha 95 are en 40 ca, inclusief de molenpolle aan het vaarwater De Grouw met "deels afgedamde opvaart". De overnamesom voor de opstal van de watermolen bedroeg fl. 825,-. De provisionele veiling en finale toewijzing hadden plaats in maart 1879, ten huize van kastelein Johannes Hollander in Irnsum. Hoewel er flink geboden werd, durfde geen van de aanwezige boeren het hoogste eindbod voor het geheel neer te leggen. Immers, de grote agrarische crisis had zich net aangediend.
De nieuwe eigenaar werd Jonkheer P.B.J. Vegelin van Claerbergen, grondeigenaar te Joure, voor de lieve som van fl. 80.251,50. Hiervoor kreeg hij: "Eene uitmuntend Vruchtbare Zathe en Landen, met Huizinge, schuur, varkenshok, hieminge, hovinge, boomen en plantagie, watermolen cum annexis onmiddellijk aan den mac-adamweg nabij de Irnsumerzijl".
Opmerkelijk was de bepaling in het koopcontact: "Tot het onderhoud der huizinge, schuren en aanbehoren betalen de eigenaren het hout, steen en kalk, benevens het verfwerk van buiten. De kosten van spijkers, pannen, benevens het verfwerk binnenshuis en het halen en brengen der materialen alsook de kost en de arbeidsloonen komen ten laste des huurders".
Mr. Pieter Benjamin Johan Vegelin van Claerbergen
Jonkheer P.B.J. Vegelin (1808-1879) werd in 1835 grietman van Haskerland en lid van de Provinciale Staten van Friesland. Hij was tevens lid van de Tweede Kamer der Staten Generaal. In 1843 nam Veglin zijn ontslag als grietman en als statenlid. De Provinciale Friesche Courant noemde hem een gunstige uitzondering te midden van de toenmalige grietmannen, die als 'grypmannen' werden aangeduid.
Kort na de aankoop stierf Vegelin. Zijn nalatenschap bedroeg fl. 5,8 miljoen. Dat betekent dat Nijdamstra minder dan 1,5% van zijn bezittingen uitmaakte.
Alles werd verdeeld onder zijn toen nog levende twaalf kinderen, uit twee huwelijken. Op deze wijze versplinterde het familiebezit, dat van generatie op generatie was opgebouwd.
Vegelin had geleefd als een "grand seigneur", doch heeft veel gedaan om de sociale misstanden in de 19e eeuw enigszins te verzachten. Zijn nazaten leefden rustig op de oude voet verder, maar de opbrengsten van de vele boerderijen werden geleidelijk minder...
De familie Jansma werd in 1879 boer op Nijdamstra
Net als Vegelin was ook zijn nieuwe huurder afkomstig uit Haskerland. In mei 1879 kwamen Eldert Meines Jansma (1835-1925) en Trijntje Sybes Schaap (1848-1922) als boer en boerin op Nijdamstra. Ze waren getrouwd in 1872 en hun eerste kinderen (Maaike in 1873 en Siebe in 1876) kwamen in Haskerhorne ter wereld. Ze kregen nog twee kinderen op Nijdamstra; Antje (geboren op 12 mei 1879, dus kort na de verhuizing) en Akke, die in 1887 ter wereld kwam.
Uit zijn eerste huwelijk, met de jong overleden Akke Fokkes Minnema (1843-1870), had Eldert Jansma twee kinderen. Dochter Rigtje Jansma (1866-1951) was gehuwd met Jan Tjerks Fokma (1863-1950), boer o.a. te Irnsum. Zoon Meine Jansma (geb. 1869) trouwde in 1898 met Trijntje Schaap en werd boer in Irnsum. (Deze Trijntje Schaap, geboren te Irnsum, was een dochter van Thomas Klazes Schaap en Ymkje Jans Veldman)
In het begin der twintigste eeuw werd Nijdamstra weer verkocht
De jongste zoon van de jonkheer, Philip Ernst Vegelin van Claerbergen, grondeigenaar in Den Haag, had o.a. Nijdamstra geërfd. In 1904 gaf hij aan de notaris volmacht om "al zijne in Friesland gelegen vastigheden, uit de hand of in het openbaar, te verkopen". Het betrof naast Nijdamstra, boerderijen en landerijen bij Joure, Akkrum, Nijehaske, Ried, Tjalleberd en Hijum.
En zo kon het gebeuren dat op 22 augustus van dat jaar Nijdamstra opnieuw werd verkocht. Ditmaal was er geen veiling. Voor fl. 72.358,40 werd huurboer Eldert Meines Jansma, "landbouwer onder Grouw", de nieuwe eigenaar.
De watermolen bemaalde nog steeds alle percelen, plus het stuk land van de Stad Leeuwarden, die daarvoor jaarlijks vijf gulden maalgeld diende te betalen. Overnamesom voor de watermolen "met zeilen en bevrijding" fl. 825,-. (De bedragen waren hetzelfde als in 1838) Niet inbegrepen in de koop: de hekken, palen, liggers, stekken, pompen en bevrijdingen, de groote pomp onder den Grouwsterweg, karnmolen, kippenloop en mesthoop.
Na vele honderden jaren was de omvang van de boerderij vrijwel onveranderd gebleven. In 1904 groot 33 ha 4 are 20 ca, en als volgt beschreven: "Eene Sate en Landen, met huis, schuur, hiem, weilanden en watermolen cum annexis, Nijdamstra genaamd, staande en liggende ter weerszijden van en aan den Grouwsterweg en aan het vaarwater de Grouw, nabij Irnsumerzijl".
Op het bovenstaand kaartje ligt Nijdamstra ongeveer bij de u van het woord Irnsumerzijl.
In de beruchte crisisjaren ging het twee keer mis...
Kort na de aankoop van de boerderij door vader Eldert Jansma trouwde zijn zoon Siebe op 12 mei 1905 met Trijntje Stevens Nijdam. Hoewel geboren te Haskerdijken (in 1879), was de bruid een nazaat van de Nijdam's, die ooit op dezelfde plek boer waren geweest.
Siebe Jansma en Trijntje hadden drie kinderen: Eldert (die motorracer werd), Fetske, die trouwde met Wabe Pasma (boer te Oudeschouw) en Tine of Trijntje. Uit overleveringen is bekend dat de oude baas, met de bijnaam "de milde gever" bij hen inwoonde op de boerderij. Dit was dus Eldert Jansma, die kennelijk optrad als geldschieter. Hij was 90 jaar toen hij overleed in 1925.
Ergens in het begin van dertiger jaren ging Siebe Jansma failliet. Een aantal jaren daarvoor had aannemer Tjerk Fokma (zoon van Siebe's halfzuster Rigtje) nog veel timmerwerk aan de boerderij uitgevoerd. Hij verbouwde voor Jansma het bedrijfsgedeelte en vernieuwde vermoedelijk ook het dak van de schuur. Fokma heeft het grootste deel van zijn geld nooit gekregen...
De volgende boer op Nijdamstra werd Hendrik Hazenberg, die het geheel huurde van een zekere Kingma. Vrij spoedig moest ook Hazenberg de pijp aan Maarten geven. Op 9 mei 1935 was er op Nijdamstra "Een groot boelgoed ten huize en ten verzoeke van den heer H. Hazenberg".
Het uitmuntend en melkrijk beslag vee bestond uit: 35 melke- en 2 vette koeien, 6 hokkelingen, 2 stieren, 3 schapen met lammeren, 1 vet schaap, 8 lammeren en 7 varkens. Verder werd het boerenreeuw (machines en werktuigen) te gelde gemaakt. Een pikant detail uit het boelgoedboekje: "Alle koeien en hokkelingen zijn gedekt door Hitler" dit was de twenterstier met stamboeknummer 21805.
De Nijdam nazaten kwamen van heinde en verre in 1950
Op 18 mei 1950 was er op Nijdamstra een grote reünie van 175 - 200 nazaten van Willem Willems de Oude. Het was de familievereniging die hen tezamen had geroepen. Met auto's en bussen waren zij van heinde en verre naar Irnsum gekomen, om plechtig de Nijdamstra vlag te hijsen op het erf van de oude familieboerderij en met elkaar kennis te maken.
Een theorie over de ouderdom van de huidige boerderij
Het is niet bekend hoe oud de huidige kop-hals-romp boerderij is. Gezien de bouwstijl en huidige staat kunnen we denken aan de periode 1830-1870. Het is in ieder geval duidelijk dat hier in de tijd van de Nijdam's een ander gebouw heeft gestaan. Boerderijen gingen vroeger zo'n 150 jaar mee, en herbouw vond meestal plaats op dezelfde plek.
In het laatst van de 19e eeuw was er een opknapbeurt van het woongedeelte, wat blijkt uit een verborgen mededeling onder de dakbetimmering: "Er heerst grote malaise onder het werkvolk, 1889, J. van der Hoek".
De meest voor de hand liggende mogelijkheid is dat Bouwe Broers de Boer, die de sate kocht in 1838, een herbouw heeft uitgevoerd. Dit is gebaseerd op de feiten dat de vorige eigenaar een "belegger op afstand" was en dat De Boer goed in de slappe was zat. Immers, hij had in 1822 de grote houtzaagmolen van Folkert van Loon gekocht. Voor of in 1839 heeft hij die weer verkocht.
Na de hierboven genoemde Hazenberg kwam er een nieuwe huurder op Nijdamstra. Dat was Riedstra, die hier als jonge boer begon. Uiteindelijk, midden in de jaren '60, kocht hij de boerderij van de familie Kingma. Rond 1968 stopte hij met zijn bedrijf, om elders te gaan rentenieren.
Riedstra verkocht zijn "pleats" aan Koorevaar, die ook een verbouwing uitvoerde. Sinds 1985 is Nijdamstra State eigendom van de familie Galama.
Bronnen:
Eigen archief, Boelgoedboekje 1935, Nijdamstra Boeken - W. Tsj. Vleer, Krantenknipsels uit 1950, Tresoar - notariële aktes en genealogische gegevens. "Twee eeuwen Friese adel" door Bearn Bilker e.a.